De chaos van
maandag
Ik herkende
veel trekken van mezelf in haar,
Die
vriendelijkheid om er maar slim af te wezen,
Bereid om jan
en alleman gelijk te geven,
Maar in de
kern hard, alleen, onbenaderbaar.
Je kreeg misschien
het beste inzicht in haar wezen,
Als ze op
zondagmiddag zonder tegenweer
En onbespied,
de knieën omhoog, zat te lezen;
Ze grinnikte
dikwijls, oprecht geamuseerd,
Haar eigen
wereldbeeld aan andere waarderend:
Ieder boek
had valkuilen, leuke malligheden,
Kleine
diepten die je ook in jezelf op delft.
Zo zie ik haar het liefst: lachend thuis in haarzelf.
Maar ze moest
die zondag blijkbaar kwijt voor de wrede
Chaos van
maandag die haar dat lachen verleerde.