
HET VERZONKENE van Jeroen Brouwers
Dat is het eerste
deel van de drie romans die de Nederlandse schrijver Jeroen Brouwers heeft
geschreven om zijn getraumatiseerde jeugdjaren te verwerken: een voorbeeld van
subjectivistisch proza dus. De vraag is
of dat allemaal wel zo subjectivistisch is, want deze fel doorleefd en
overtuigend geschreven getuigenis van de kinderjaren in Nederlands-Indië geeft
ook een stem aan de vele lotgenoten van Nederlandse kolonialen, die niet de
kracht en het talent hebben of hadden om daarover te getuigen. Want de Jappen vallen Nederlands Indië binnen
en laten felle sporen na op het dagelijks leven van de bewoners. Daardoor wordt dat boek door zijn openheid
ook geëngageerd proza.
Het verzonkene zoemt vooral in op de leefwereld van de jonge
Brouwers die letterlijk aan de rokken van zijn moeder hangt en haar ook heel
sterk adoreert. De vader blijft sterk op
de achtergrond, ook al door zijn frequente afwezigheden, maar het vreugdevol en
het mooie dat zijn aantrekkelijke moeder hem schenkt koestert de jonge Jeroen
hartstochtelijk. Evenals de ouders van
zijn Indische moeder die hem ook veel wijsheid meegeven. Het boek leest als een impressionistische
herinnering waarbij de volwassen ik-figuur niet-chronologisch, net zoals onze invallen, indrukken en herinneringen, schrijft over zijn jeugd, als
jong kind, maar ook als tiener op het internaat en in Nederland.
Uit het boek geplukt
p. 17 Al dat zwaaien vanuit het voorbije
p.20 Besta ik zelf? Soms twijfel ik
eraan: in plaats van te bestaan zit ik te schrijven. Ik besta als ik niet schrijf en dan de dingen
opdoe die ik vervolgens neerschrijf.
Sommige dingen schrijf ik zo slecht neer dat ze, omdat ze slecht
geschreven zijn, niet bestaan.
Heb ik een naam?
p.26 Maar contact tussen mij en de mensen
is niet mogelijk en geen relatie in mijn leven is ooit duurzaam gebleken. Bewoond door angst, bezeten door schuld,
behekst door onliefde. Ik heb geen
hoop. Ik neem niet langer deel aan het
leven, ik zal mij in een nog grotere afgelegenheid nog meer afzonderen tot ik
onvindbaar ben: - in mijn schrijverij.
p.53 (een motief): … mijn angst zit in
mijn vuisten, ik sla om mij heen, mijn leven lang ben ik in ruzie met de hele
wereld, almaardoor almaardoor, sajang toch, maar niemand heeft mij leren
strelen.
p. 66 Mijn leven lang ben ik een
andersoortige eend geweest.