
A.S. Byatt
is de succesrijke Britse auteur die we vooral kennen van ‘Obsession’. Uit die roman bleek al haar ruime interesse
voor literatuur én beeldende kunst. Dat laatste komt vooral bovendrijven in dit
boek dat eigenlijk een essay is, een poging om het werk van twee 19de
eeuwse kunstenaars, William Morris en Mariano Fortuny met elkaar te vergelijken
én ook te ‘verzoenen’. Byatt vertelt in
haar verslag van haar zoektocht dat haar huis volhangt met werk van Morris:
behangpapier, gordijnen en vele gebruiksvoorwerpen want Morris was de
belangrijkste vertegenwoordiger van de Arts & Craft movement. Deze beweging, die samenwerkte onder de naam
The Firm, wilde vooral schoonheid zichtbaar maken in het dagelijkse leven. Dus
alle gebruiksvoorwerpen of zaken waarmee de mens elke dag te maken heeft, moest
schoonheid uitstralen. En wat schoonheid
voor Morris was, heeft hij ook in diverse lezingen en uitgeschreven teksten
meegegeven. Zo was hij in de ban van structuur, niet van symboliek. Morris vond dat versieringspatronen, naast
schoonheid, moesten beantwoorden aan verbeeldingskracht en orde. Die eigenschappen vond Morris in de natuur,
wat de opvallende motieven van bloemen, vogels en granaatappels in zijn
ontwerpen verklaart. Morris had trouwens
een bizar privéleven, want zijn vrouw die moeder was van twee kinderen, had een
intieme relatie met Dante Gabriel Rossetti, de schrijver. Daartegenover had je het stabiele
huwelijksleven van de Italiaanse kunstenaar Fortuny. Hij ontwierp decors voor o.a. Richard
Wagners Gesamtkunstwerk dat hij ontdekte in Bayreuth. Fortuny geraakte bekend met zijn o.a. zijn
ontwerpen van jurken met plissé. Maar
ook de talrijke foto’s die hij zelf nam van zijn modellen kregen veel
aandacht. Fortuny was, meer dan Morris,
gefascineerd door vrouwen en met zijn echtgenote ontwierp hij stoffen, ook voor
gordijnen. Ook de granaatappel boeide hem,
maar meer voor zijn symbolische waarde, nl. als symbool van overvloed, voor het
leven in de dood, of als symbool van het vrouwelijk lichaam, ‘rijk,
veelbelovend en vruchtbaar,’ zoals Byatt schrijft. En ze verwijst ook naar Proserpine die een
paar keren in het jaar, bij de wisseling van de seizoenen) naar het dodenrijk
moet terugkeren om in de granaatappel te bijten.