vrijdag 5 oktober 2012

Gedicht van Joke van Leeuwen



Vader


Hij was gekamd, gewassen en in leven,
Geen tanden meer, maar warm rond zijn karkas
Verbaasde ogen achter brillenglas
Waar was zijn vrouw, waar was zijn thuis gebleven. 

Hij wist niet of hij woonde waar hij was
Hij wist niet of ze eten zouden geven
En wie was op bezoek geweest zo-even
In zijn met thee en troost bekleed moeras

Alles werd nu en alles onbestemd
Hij gaf het op, de broek met scherpe vouw
Bleef in de kast, hij lag en wachtte af

Hallo daar roepend in zijn onderhemd,
Tot hij zijn zoon die hem nog groeten wou
Zag en herkende en zijn zegen gaf.