donderdag 28 augustus 2014

Gedicht van Wordsworth en Coleridge

Lyrische balladen

De droom van arme Suzanne

Aan het einde van Woodstreet, al drie jaren lang,
Zingt een lijster bij ’t dagen zijn krachtige zang;
Die arme Suzanne is daar dikwijls geweest
En hoorde er ’s morgen ’t gezang van het beest.

’t Is een lied dat betovert; wat heeft ze?  Ze ziet
Een berg die verschijnt en een bos in ’t verschiet;
Er drijven in Lothbury geuren voorbij
En er stroomt een rivier door de Cheapsidevallei;

En midden in ’t dal ziet ze velden met gras
Waar zij met haar emmer aan ’t huppelen was
En waar zich een stulp als een nestje bevindt –
Het enige aardse verblijf dat ze mint.

Even ziet ze de hemel, dan wordt het gewist:
De rivier en de schaduw, de berg en de mist.
De stroom zal niet vloeien, de berg komt niet weer;
Ze ontwaart nu ineens al die kleuren niet meer


WORDSWORTH en COLERIDGE: LYRISCHE BALLADEN