De
vorm is een masker van verleiding
Het
meisje kreunde als zij mij op afstand zag
Haar
armen als in kinderdans verwachting
Haar
jurk een los rood hemd over de schouders
Naderde
onwillig getrokken
Mond
wijd, ogen van aanstaande pijn
Diep
plezier greep mij om ’t midden
De
brandklok luiden
Kinderen
strooien als vlokreeften in de groene wieren
Zwaar
gek is Maria, zei haar vader
Nam
haar bij de hand
En
van mij weg