Toni Morrison won in 1993 de Nobelprijs Literatuur. En
als je dit boek leest, begrijp je waarom.
Al van in het begin is het duidelijk dat de auteur van experimenteren
houdt. Taalexperimenten die niet meteen
het verhaal ontrafelt zodat het niet meer leesbaar wordt. Integendeel, Morrison wil in haar roman HET
BLAUWSTE OOG aan de lezer duidelijk laten voelen, wat het betekent om geboren
te worden met een donkerzwarte huid, wat het betekent om door anderen
bestempeld te worden als ‘lelijk’. En
dan ben je een meisje dat op de koop toe, zwanger wordt gemaakt door je eigen
vader. Beklijvende verhaalstof, die we
als ‘naturalistisch’ mogen bestempelen.
En toch wordt het boek nergens tranerig, nergens sensationeel en
oversentimenteel. Wellicht heeft dat te
maken met het talent van Morrison die gebruikt maakt van literaire technieken,
zoals een afwisseling van verhaalperspectief, een variatie in stijl,
onverwachte gebeurtenissen in het verhaal.
Daardoor verveelt de lezer zich geen enkele seconde als hij geleidelijk
aan ontdekt wat het geheim is achter de titel: Het blauwste oog.
En nog even zeggen dat het boek ook een taboe doorbreekt,
want de verteller neemt de lezer mee in de gevoelswereld van een man die zich
aangetrokken voelt door zijn eigen dochter.
En verder mag het boek meedingen naar de titel voor de fijngevoeligste
beschrijving van een nachtelijke vrijscène tussen twee geliefden. Terecht dus, dat Toni Morrison in 1993 de
Nobelprijs Literatuur heeft gekregen.
Uit het boek geplukt
p. 163: Liefde
is nooit beter dan de minnaar. Slechte
mensen zijn slecht in hun liefde, gewelddadige mensen gewelddadig, zwakke
mensen zwak en domme mensen dom, maar de liefde van een vrij man is geen zekere
liefde.