TRITON, gedichten
1985-1994, ingeleid, gekozen en vertaald door Peter Zeeman
Zomeravond
Onder
een wijd vertakte, lispelende iep,
Die
dit café verandert in een stereotiep
En
naamloos oord, zoals elke boom doet of het nu
Een
iep of els is, want het groen leeft langer dan u,
Zit
ik, figurant, iemand die men als hij verdween
Niet
zou missen, een opdrogende penseelstreek op een
Van
de doeken die door de tijd worden opgezet
Niet
het leven als verf bij gebrek aan een beter palet,
Ritsel
met de krant en pieker over één ding;
Waarvan
is dit alles een kopie? Wiens afzondering,
Anonimiteit,
ontheemdheid, vorm van niet-bestaan
Herhalen
wij, de iep en ik, bij het rijzen van de maan?