Ik lees boeken en jij zit in de bladzijden verscholen
Ik luister naar liederen en jij woont erin
Ik zit mijn brood te eten: jij zit tegenover me
Ik werk met jou naast me
Jij die overal mijn alomtegenwoordige bent
wij kunnen niet met elkaar praten,
niet luisteren naar elkaars stem
O jij, al acht jaar mijn ongestorven weduwe