dinsdag 13 oktober 2015

Komedie AS YOU LIKE IT van Shakespeare

KOMEDIES VAN SHAKESPEARE
(Vertaling WILLY COURTEAUX, verzameld werk)

As You Like It  speelt in Forest of Arden
In het Nederlands: Naar het U bevalt

Fortune reigns in gifts of the world, not in the lineaments of Nature (Fortuna beschikt over de aardse goederen, niet over de schoonheidsgiften van de natuur)

(…) always the dulness of the fool  is the wholestone of the wits (de dwaasheid van de nar is de wetsteen van het vernuft)

Sir, I am a true labourer; I earn that I eat, get that I wear, owe no man hate, envy no man’s happiness, glad of other men’s good, content with my harm; and the greatest of my pride is to see my ewes graze and my lambs suck

(Jongeheer, ik ben een eerlijke werkman, ik kom aan de kost en aan mijn kleren, draag niemand haat toe, ben op geen mens afgunstig, verheug me over het geluk van anderen, ben tevreden in mijn armoede; en mijn grootste trots is, mijn ooien te zien grazen en mijn lammeren te zien zuigen.)

I do not know what ‘poetical’ is.  Is it honest in deed and word?  Is it a true thing?
(ik weet niet wat powetisch is. Is het eerbaar in woorden en werken?  Is het iets goeds?)

Besides the oath of a lover is no stronger than the word of a tapster; they are both the confirmer of false reckonings.
(Bovendien is de eed van een minnaar niet betrouwbaarder dan het woord van een herbergier, ze vervalsen allebei de rekening)

But it is a melancholy of mine own, compounded of many simples, extracted from many objects and indeed the sundry contemplation of my travels, in which my often rumination wraps me in a most humorous sadness
(het is mijn allerindividueelste melancholie, samengesteld uit vele ingrediënten, afgekookt uit vele objecten; ze is, om het samen te vatten, het mengsel van de velerlei overwegingen op mijn reizen, die mij door herhaalde overpeinzing tot grillige zwaarmoedigheid stemmen)

p.130
All the world’s a stage,
De hele wereld is een schouwtoneel
En mannen, vrouwen, allen zijn maar spelers;
Ze komen op en ze verdwijnen weer,
En één man speelt in ’t leven vele rollen
Zeven bedrijven lang. Als zuigling eerst
Die grient en kwijlt in de armen van de voedster;
Dan ’t jengelende schooljoch, dat met tas
En glimmend morgensmoeltje als een slak
Onwillig schoolwaarts kruipt; daarna de minnaar,
Die zuchtend als een blaasbalg de ogen der
Geliefde in een zwaarmoedig lied bezingt;
Dan de soldaat, uitheemse vloeken brakend
En baardig als de panter, tuk op eer,
Opvliegend en belust op twist en vechten,
Steeds jagend op de zeepbel roem, zelfs in
De muil van het kanon; en dan de rechter,
Met mooi rond buikje met kapoen gevoerd,
Met strenge blik, keurig geknipte baard,
Vol wijze spreuken en banale exempelen;
En zo speelt hij zijn rol… de zesde leeftijd
Vervormt tot schrale oude paai op muiltjes;
Bebrilde neus en buidel aan de zijde;
De hozen uit zijn jeugd, zorgzaam bewaard,
Een mijl te wijd voor zijn verdorde schenen;
De zware mannenstem nu weer verdund
Tot kindse kwetterstem die piept en fluit.
Het laatste tafereel waarmee dat stuk,
Zo rijk aan vreemde wisselingen, eindigt
Is tweede kindsheid en ijlhoofdig suffen

Gezicht en smaak en tanden, alles kwijt.