Opgedragen aan ‘de vrouwen van
ons leven’.
De ik , een meisje dat Zsofi
heet, heeft gesprongen en komt met een smak op de grond terecht. Het sneeuwt en heel ver weg roept de grutto.
De ik-figuur heeft een koffer en daaruit komt een vrouw gekropen: ‘Ik ben de
vrouw van je leven,’ zegt ze. Dat blijkt
de moeder te zijn die haar eerste kindje krijgt en het weegt op een weegschaal.
Springdag is eigenlijk de geboortedag. De moeder zegt dat ze blij mag zijn dat
ze alles heeft zoals tien vingers en tien tenen en een naam. In de koffer van de vrouw zit ook nog een pop
en helemaal onderaan zit er ook nog de man van haar leven. De man heeft ook een koffer met daarin een
paard. En dan vindt de ik-figuur nog
een koffer, die van de man en daar zit een vrouw in die ook een koffer
heeft. Dat is Kej, het mamaatje van de
man. De man en de vrouw van ‘mijn leven’
zorgen goed voor haar, maar Kej slaapt haast altijd. Ze reizen met een slee over de steppe. Op een dag wil Kej niet meer mee gaan sleeën,
want haar Springdag nadert. Hierdoor
krijgt Springdag ook nog een andere betekenis en wordt het leven voorgesteld
als iets waar je in en uit springt. De ik verbergt zich in de koffer van Kej die
met het paard over de steppe zal draven om tot het einde van de wereld te
reizen. En op een dag wordt de ik wakker en zeggen de man en de vrouw van haar
leven dat Kej voorgoed is vertrokken. En dat ze niets meer nodig heeft, ze
heeft alles gehad. Het is lente geworden want de grutto roept.
Uit het boek geplukt
Pas als je papieren hebt, besta je echt.