Het
onuitwisbare van Juan José Saer.
Je
leeft in een militaire dictatuur waar achter elk hoek van elk huis een spion je
gedragingen en woorden controleert. Je
weet dat de gezagshebbers van je land corrupt en oneerlijk zijn. Wat doe je als schrijver? Ofwel schrijf je dat uit met schreeuwende
zinnen op papier. Je krijst het onrecht
uit. Oké: de lezer neemt daar nota van. Maar als je een uitstekend schrijver bent
dan klaag je niet voortdurend want, zoals in het echte leven, houden mensen
niet van klagers en mensen die onophoudelijk zeuren. Nee, de goede schrijver laat zijn lezer
voelen hoe het is om in zo’n grijze en angstwekkende samenleving geleid door
militairen, voort te leven. En als de
lezer het aanvoelt wat het betekent om altijd betrokken te worden bij
onverwachte complotten dan heb je een boek dat beklijft. En zo’n boek heeft Juan José Saer
geschreven: de hoofdfiguur van het boek
is een succesrijke schrijver die na een ontwenningskuur van maanden zich weer
op de straat begeeft. Onmiddellijk
wordt hij aangeklampt en vragen twee vreemden hem om de spreekbuis te worden
van een literair-maatschappijkritisch tijdschrift dat wil komaf maken met de
kleinburgerlijke militaire dictatuur.
Het boek is overwegend een innerlijke monoloog waarin we een kritische
zeurkous aan het woord krijgen die achterdochtig en ongelukkig is over het
militaire regime. Daarnaast worstelt hij
ook met zijn problematische relatie met zijn derde vrouw, een psychoanalytica. Het is geen evident, voorspelbaar boek ook
al omwille van de vormgeving: geen hoofdstukken, maar wel korte aanduidingen in
de marge van de bladzijde,een boek vol geniale technische invallen die de lezer
misschien wat overdonderen, maar ook intrigeren. Een boek dat van literatuur een experiment
maakt en zo hebben we het ook eens graag.
-
Het
bewijst hoe beeldrijk en inlevend de betere literatuur kan zijn;
-
Een
experimenteel hoogstandje dat wat medewerking van de lezer vraagt.
Citaten
Het is nu juist het
gewone in de gewone man dat je moet wantrouwen
(p. 26)
(p. 26)
De drug die dag heet en
die iedereen wel eindeloos zou willen nemen
(p. 243)
(p. 243)