Wat
deert me nieuwe liefdes-tijd;
Wat
deren waan’ge dagen?
‘K
heb mij in bedden neer-geleid
Waar
vreemde doden lagen…
Wat
schade aan hergenoten waan?
Misschien
zal ik vergeten
Hoe
doornen langs een liefde-laan
Mijn
lede’ aan stukken reten…
Ik
ben zoo blij, ik ben vreemd blij,
Te
kunnen stil gelooven
In
nieuw-aanblazend min-getij
Door
oud-gekende hoven.