Oude
dames
Ruim
voor de bus vertrekt zie ik ze naderen.
Ze
lopen zo behoedzaam in de pas.
Hun
schoenen passen bij hun tas,
Gezonde
kousen steunen oude aderen.
Een
fleurig sjaaltje siert hun saaie jas,
Een
beetje lipstick tegen het ontbladeren
En
zilverwitte krulletjes omkaderen
’t
gezicht dat vroeger mooi of lelijk was.
Dit
is mijn voorland, zo zal ik verwelken.
Ik
maak een praatje met ze over ’t weer
En
ruik een vleug parfum van aronskelken.
De
bus vertrekt. Ze zingen zacht een lied:
Sirenen
met een lofzang op weleer.
Ze
wenken naar me. Maar ik wil nog niet.