Stadsgezicht
Is
schoonheid de onmenselijke maat die ons menselijk
En
lelijk maakt? Is zij rond ieders reddeloze
dralen
In
een eng bestaan de ruimte van melancholie –
Waar
voelbaar aan de kouwelijke huid het buiten
Doorelkaarwaait,
te groot voor woorden, te vreemd?
Of
is zij gewoon – de grijsroze lichtende winterse
Schemer
boven zeepgroene rivier in zandgele stad
Waar
altemet stomtoevallig helendal windstil het wordt?