dinsdag 8 oktober 2013

Gedicht van WERNER ASPENSTRÖM



Elegie

De pianoklank wiegt vermoeid door de kamer
En door het witte meer van onze stilte.
Geen rietstengel buigt zich voor de wind
En de vogel in de glazen schaal op tafel
Slaapt met lamme vleugels.

Voor het leven in pijn het haalt
En heilige woorden worden gebroken,
Hoe groot is de liefdesdroom niet.

De laatste klank sterft tegen de muren.
TE laat keert de echo naar het leven weer.
Je witte schouder trilt nog een beetje.
Mijn hand is nog niet helemaal verhard.
Maar in het park gaat de maan
Langs zijn boog van spar naar spar
En valt dan neer.

Eindelijk vonden wij in de nacht
Achter een naaktheid onze naaktheid
Achter een liefde onze liefde.