Elegie
De
pianoklank wiegt vermoeid door de kamer
En
door het witte meer van onze stilte.
Geen
rietstengel buigt zich voor de wind
En
de vogel in de glazen schaal op tafel
Slaapt
met lamme vleugels.
Voor
het leven in pijn het haalt
En
heilige woorden worden gebroken,
Hoe
groot is de liefdesdroom niet.
De
laatste klank sterft tegen de muren.
TE
laat keert de echo naar het leven weer.
Je
witte schouder trilt nog een beetje.
Mijn
hand is nog niet helemaal verhard.
Maar
in het park gaat de maan
Langs
zijn boog van spar naar spar
En
valt dan neer.
Eindelijk
vonden wij in de nacht
Achter
een naaktheid onze naaktheid
Achter
een liefde onze liefde.