We are the mimics.
Clouds are pedagogues
Een
man moet, opbotsend tegen
Een
raam, inzien dat hij niet
In
zijn eigen blik kan staan.
De
wond op zijn voorhoofd,
In
de zon, moet getuigen
Van
de grens die hij verzon.
Hij
ziet voorbijgangers aan een meer;
En
de brug die hen draagt
Doet
hem zeer.
De
geest waarin de ochtend drijft
Schenkt
hem een jonger lichaam
Sterk
genoeg voor de overkant.
Berg
en wolk worden inwisselbaar
En
in de vlucht van zijn gedachten
Grijpt
hij hun vormen met zijn hand.
Zijn
hoofd, dat pijn doet in
Het
licht, wordt door
Sprekende
vissen schoongevreten.
Gedichten,
zegt hij, zijn
Gewrichten
tussen ademen
En
denken, en hij valt.
De
brug draagt bergen.
Het
wandelpad loopt over in
De
bodem van het meer.